In de nacht

19/09/2021

Vannacht door de stad wandelend, was mijn hart bij Godfried Bomans:

“O, wat is Rome ‘s avonds mooi! En hoe dieper in de nacht, hoe mooier.

Al die knetterende ploertjes zijn naar bed en de oude, vermoeide stad geeft een diepe zucht, schikt haar marmeren kleed en begint te pralen.

En hoor, overal ritselt het fijne, dunne water uit haar verweerde flanken, als uit een oude boom, die pas ‘s avonds, wanneer niemand kijkt, zijn sappen geeft. Het ritselt en sproeit om u heen, het ruist in schalen en bekkens, het fluistert en murmelt maar door, overal dat frisse, levenwekkende geluid van water, het zuiverste geluid, dat God geschapen heeft.

En het is zo innig, omdat het uit een oud, afgemat lichaam komt, dat niet sterven wil en nu het liefste geeft, dat het te geven heeft.

Is er nog iemand op straat? Neen, nu is er niemand meer, u bent alleen.

Hoog boven u rijzen de versleten muren, die uw holle stap weerkaatsen en u dwaalt maar voort, stil en opgetogen, over de kleine pleinen, door de nauwe stegen, en dan opeens, daar ligt het forum, dat brokkelig gebit van de tijd.

Aandoenlijk, die oude, verweerde mond, die eens de ganse wereld beval en die nu weerloos openligt, de tanden omgevallen en gebroken.

En daarachter de reusachtige holle kies van het Colosseum, dat ontzettende gat, dood, leeg, gestorven.”